Korte Paper Bijzondere studie Bio-Ethiek
Fiche : Korte Paper Bijzondere studie Bio-Ethiek. Recherche parmi 300 000+ dissertationsPar Wilgenstraat • 26 Novembre 2016 • Fiche • 5 251 Mots (22 Pages) • 678 Vues
Korte Paper Bijzondere studie Bio-Ethiek:
een mogelijke doorverwijsplicht in de Belgische euthanasiewet: een aantasting van het principe van de gewetensbezwaren van de arts?
Inhoudstafel
- Inleiding
- Het principe van gewetensbezwaren in de huidige Belgische euthanasiewetgeving
- Doorverwijzen of niet: de voorliggende wetsvoorstellen in de Kamer van Volksvertegenwoordigers
- Schendt een doorverwijsplicht in de euthanasiewet het principe van gewetensbezwaren voor artsen: een overzicht uit de wetenschappelijke literatuur
- Biedt een wettelijk verankerde doorverwijsplicht in de Belgische wetgeving een oplossing?
- Een mogelijk alternatief
- Conclusies
- Inleiding
Sinds 2002 heeft België als één van de eerste landen ter wereld een wetgeving waardoor, mits het naleven van een aantal voorwaarden, personen het recht krijgen om euthanasie te vragen.[1] Na jarenlange discussies in en buiten het parlement bestond er een vrij grote maatschappelijke consensus over deze voorwaarden en de te volgen procedures.
De arts die euthanasie toepast, pleegt geen misdrijf wanneer hij er zich van verzekerd heeft dat:
- de patiënt een handelingsbekwame meerderjarige, of een handelingsbekwame ontvoogde minderjarige, of nog een oordeelsbekwame minderjarige is en bewust is op het ogenblik van zijn verzoek;
- het verzoek vrijwillig, overwogen en herhaald is, en niet tot stand gekomen is als gevolg van enige externe druk;
- de meerderjarige of ontvoogde minderjarige patiënt die oordeelsbekwaam is, zich in een medisch uitzichtloze toestand bevindt van aanhoudend en ondraaglijk fysiek lijden dat niet gelenigd kan worden en dat binnen afzienbare termijn het overlijden tot gevolg heeft, en dat het gevolg is van een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening
en hij de in deze wet voorgeschreven voorwaarden en procedures heeft nageleefd. [2]
In de voorbije 14 jaar is de wet slechts één keer daadwerkelijk aangepast. In het voorjaar van 2014 stemde de Kamer van Volksvertegenwoordigers in met een uitbreiding van de euthanasiewet voor minderjarigen[3], waarbij enkele extra voorwaarden werden toegevoegd (zo komt uitsluitend ondraaglijk psychisch lijden niet in aanmerking en hebben de ouders ook een stem in het beslissingsproces).
Voorstanders ijveren voor verdere verfijningen en uitbreidingen van de wet waarbij, naast het mogelijk maken van euthanasie bij een vergevorderde dementie, ook de doorverwijsplicht van de arts bij een weigering om deze ingreep toe te passen, hoog op het prioriteitenlijstje staat. Reeds kort na de invoering werden in het federale parlement - zowel bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers als de Senaat - verschillende wetsvoorstellen ingediend waarbij een arts, bij weigering, verplicht zou worden om door te verwijzen naar een collega die een verzoek wel zou kunnen inwilligen.
In deze korte paper wil ik nagaan in welke mate de huidige wetgeving tegemoet komt aan de mogelijke gewetensbezwaren van de artsen mocht er alsnog een doorverwijsplicht komen. Dit gebeurt aan de hand van een verkenning in de internationale literatuur en gelijkaardige wetgeving uit onze buurlanden. Daarnaast komen ook de wetsvoorstellen voor een doorverwijzingsplicht aan bod met een voorstel voor een alternatieve oplossing.
- Het principe van gewetensbezwaren in de Belgische euthanasiewetgeving
Het principe van gewetensbezwaren laat toe dat iedereen zijn medewerking kan weigeren aan een daad die hij moreel verwerpelijk vindt.[4] Zo kunnen artsen niet worden verplicht om mee te werken aan een abortus of, als het om levenseindebeslissingen gaat, aan het opzettelijk beëindigen van het leven van een patiënt op diens uitdrukkelijk verzoek.
Op dit ogenblik stelt artikel 14 van de euthanasiewet het volgende:
een arts of een andere persoon niet kan worden gedwongen om euthanasie toe te passen.
Geen andere persoon kan worden gedwongen mee te werken aan het toepassen van euthanasie.
Weigert de geraadpleegde arts euthanasie toe te passen, dan moet hij dit de patiënt of de eventuele vertrouwenspersoon tijdig laten weten waarbij hij de redenen van zijn weigering toelicht. Berust zijn weigering op een medische grond dan wordt die in het medisch dossier van de patiënt opgetekend.
De arts die weigert in te gaan op een euthanasieverzoek moet, op verzoek van de patiënt of de vertrouwenspersoon, het medisch dossier van de patiënt meedelen aan de arts die is aangewezen door de patiënt of de vertrouwenspersoon.
Uit de analyse van de parlementaire voorbereidingen[5] bleek er onder de volksvertegenwoordigers in de commissie verenigde senaatscommissie voor de Justitie en de Sociale Aangelegenheden een consensus te bestaan over het feit dat een arts op geen enkele wijze zijn medewerking moet verlenen aan de euthanasiewet. De oorspronkelijke ingediende tekst van het artikel 14 werd tijdens de besprekingen in de commissie slechts licht gewijzigd (bijvoorbeeld het vervangen van het begrip “gemandateerde” door “vertrouwenspersoon”). Gezien enkel de arts euthanasie kan toepassen, vonden de volksvertegenwoordigers het niet nodig om bijvoorbeeld ook verpleegkundigen of apothekers expliciet in dit artikel te vermelden. Enkel voor die laatste categorie stelden sommige leden zich de vraag of zij kunnen weigeren om een euthanaticum af te leveren.
Bij de bespreking van artikel 14 van de euthanasiewet kwam een expliciete doorverwijsplicht niet aan bod. Blijkbaar was er op dat ogenblik en naar analogie met de abortuswet, geen nood om een arts te verplichten door te verwijzen bij een weigering.
In de parlementaire commissie werd ook de (niet-) medewerking van de instellingen gesproken. Volgens Herman Nys verleent de wet de Koning niet de bevoegdheid om instellingen tot medewerking aan euthanasie te verplichten. De reden hiervoor is dat de Koning enkel erkenningsnormen met betrekking tot medisch handelen en sommige andere vormen van handelen kan opleggen, maar euthanasie zou niet als een medische handeling kunnen worden bestempeld (toch bestaat hierover in de rechtsleer nog heel wat discussie).[6] Deze mening werd ook door de commissieleden gedeeld.[7] Het is pas na de invoering van de wet dat er stemmen opgingen om ook de instellingen te verplichten alsnog deze handelingen toe staan.
...