Les causes de la révolution belge
Synthèse : Les causes de la révolution belge. Recherche parmi 300 000+ dissertationsPar Benjamin Geerts • 26 Mai 2020 • Synthèse • 495 Mots (2 Pages) • 465 Vues
GESCHIEDENIS
Synthesetekst 1: De Belgische revolutie
In de periode 1815- 1830, na de veroveringen van Napoleon en het congres van Wenen dat beslist een bufferstaat te invoeren waar enkele ongenoegen tussen de twee grote delen van het land (Zuidelijke Nederlanden en Noordelijke Nederlanden) plaats zullen later plaats vinden. Dat ongenoegen zou tot de Belgische revolutie hebben geleid.
Om te beginnen was er veel contrasten tussen de Zuidelijke en de Noordelijke Nederlanden dat in die tijd onder de laeiding van Willem I van Oranje-Nassau was. Die laatste zorgde ervoor dat een kloof tussen de twee gebieden ontstond. In feiten waren er veel verschillen op vlak van godsdienst. In de Noordelijke Nederlanden wilden de inwoners de Protestantisme als staatsgodsdienst, terwijl de inwoners van de Zuidelijke Nederlanden wilden de Rooms- Katholicisme als staatsgodsdienst. Niettemin was het in de Nederlandse grondwet van 1814 geschreven dat elke persoon zijn godsdienst mocht uitoefenen naarmate ze de orde niet stoort.
Ook op vlak van taal was er ook veel verschil tussen beide gebieden. Effectief sprak men Nederlands in het Noorden en op dat vlak waren de Zuidelijke Nederlanden geen eenheid: in Vlaanderen sprak men Vlaams, in Wallonië sprak men Waals maar bij de bourgeoisie werd het Frans gesproken. Bovendien stonden de Noordelijke Nederlanden maar drie jaar onder het Frans bestuur er was dus geen probleem met administratieve dingen en de terugkeer van het Nederlands als officiele taal veroorzaakte dus geen groot probleem. In de Zuidelijke Nederlanden was het anders door het feit dat ze al twintig jaar onder eht Frans bestuur stonden. Bovendien voerden ze een uitroeiingsbeleid ten aanzien van de Nederlandstaligen en Duitstaligen
Ten laatste was er ook een verschil op het vlak van de politiek. De Zuidelijke Nederlanden en de Noordelijke Nederlanden hadden beide evenveel zetels in het parlement maar er waren meer inwoners in de Zuidelijke Nederlanden. Daardoor vonden de inwoners van de Zuidelijke Nederlanden dat ze minder kansen kregen.
Daarnaast voerde de koning een autoritair bestuur. Willem I besloot alleen van alles. Ook moesten de ministers zich niet aan het parlement verantwoorden maar aan de koning. We kunnen dus zeggen dat hij een verlicht despoot was. Hij heeft enkele beslissingen genomen die de mensen ontevreden maakten: hij wou eenheid in zijn land op vlak van financiën en munten, van kerk (godsdienst), en ook op vlak van onderwijs. Hij schaft het vrije (katholieke) onderwijs af. Hij heeft ook drie universiteiten laten bouwen: in Luik, in Gent en in Leuven. Voor de Zuidelijke Nederlanden was het een belangrijke verandering omdat de universiteit van Leuven vroeger Katholiek was. Die laatste waren rijksuniversiteiten want hij wou neutraal onderwijs (zonder de invloed van de kerk). En op religieus vlak was hij een volgeling van Staatkirchcentum: hij wou leider zijn van de kerk.
Ten slotte ontstonden dus de ongenoegen door de verschillen op vlakken van politiek, godsdienst en taal tussen de Zuidelijke en de Noordelijke Nederlanden en door het autoritarisme in de manier van besturen van Willem I. Dat ongenoegen zouden dus hebben geleid tot de Belgische Revolutie.
...